Sommige huwelijksgebruiken zien er
schattig uit, of zorgen voor een emotioneel moment. Het weggeven van de bruid is een voorbeeld van de laatste
categorie. Hoe mooi ook, is het een overblijfsel van een minder fraaie
traditie, waar vrouwen niet gelijkwaardig waren aan mannen. Een overzicht van
de handelingsonbekwaamheid van de vrouw in de Belgische situatie.
Sinds de Code Napoleon van 1804, die model
stond voor het Belgische Burgerlijk Wetboek, werd de gehuwde vrouw tot diep in
de twintigste eeuw gezien als een ondergeschikte persoon, die dezelfde
bescherming en bijstand nodig had als een minderjarige. In het trouwboekje van
1804 stond dat de vrouw gehoorzaamheid verschuldigd was aan haar man en dat de
man bescherming verschuldigd was aan zijn vrouw. Daarenboven had de man het
recht om toezicht te houden op het doen en laten van zijn vrouw. De gehuwde
vrouw was ook handelingsonbekwaam. Ze had de toestemming nodig van haar man om
rechtshandelingen te stellen en op die manier kon de man opnieuw zijn vrouw
controleren. Het overwicht van de man bleek ook uit het bestuur van de
goederen. In het stelsels van gemeenschap van goederen bestuurde de man zowel de gemeenschappelijke goederen als de goederen van zijn
vrouw.
Het zou nog tot de wet van 20 juli 1932
duren vooraleer in deze ondergeschikte positie van de gehuwde vrouw een
beginnende verandering kwam. De principes van de maritale macht en de
handelingsonbekwaamheid werden behouden, maar er werd gepoogd deze bepalingen
te verzachten. Bij misbruik van de maritale macht konden de machten van de man
beknot worden en de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw kon worden
opgeheven. Tenslotte mocht de gehuwde vrouw de goederen, die
ze verkregen had door eigen arbeid, zelf besturen.
De wet van 30 april 1958 wijzigde de
wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten en schafte de bepaling af
die stelde dat de vrouw gehoorzaamheid verschuldigd was aan haar man. De
maritale macht werd dus afgeschaft en de onbekwaamheid van de gehuwde vrouw
werd opgeheven. Juridisch gezien waren man en vrouw binnen het huwelijk nu
gelijk, maar daarmee waren nog niet alle discriminaties verdwenen. De man bleef
het hoofd van de huwelijksgemeenschap en vermits het huwelijksvermogensrecht
niet gewijzigd werd, bleef de man zowel de goederen van de gemeenschap als de
goederen van zijn vrouw beheren. In theorie was de gehuwde vrouw dan wel
ontvoogd, in praktijk bleef ze handelingsonbekwaam en afhankelijk van haar man.
De volledige gelijkheid tussen man en
vrouw binnen het huwelijk werd in België bereikt door de wet van 14 juli 1976 doordat ook
de huwelijksvermogensstelsels hervormd werden. De vrijheid om zelf een
huwelijksvermogensstelsel te kiezen bleef en in geval van scheiding van
goederen, bevestigde de wetgever de gelijkheid tussen man en vrouw. Bij de
gemeenschap van goederen, die tevens het wettelijk stelsel was, werd bepaald
dat de echtgenoten elk hun persoonlijk vermogen alleen bestuurden terwijl het
gemeenschappelijk vermogen door beiden bestuurd werd. Door deze wet kreeg de
vrouw niet alleen dezelfde rechten en plichten als haar echtgenoot, ze
beschikte ook over dezelfde bevoegdheden. Dit maakte de gehuwde vrouw zowel
voor de wet als in de praktijk gelijk aan haar man.
Hoe mooi tradities ook zijn, hoe ze ook
worden aangepast, welke nieuwe inhoud er ook aan wordt gegeven, we mogen
misschien de achterliggende gedachte niet uit het oog verliezen.
Ook vandaag zien we nog steeds een
ongelijkheid tussen man en vrouw in bepaalde strekkingen binnen de drie
dominante geloofsovertuigingen in België (Christendom, Islam en Jodendom). Ze
baseren zich daarbij steeds op een nogal letterlijke lezing van Bijbel of Koran
en een wil om oude tradities in ere te houden. Teksten zijn bijvoorbeeld Genesis 2:15;3:20;17:1-12, maar ook 1 Korinthe
11:7-9; 1 Timoteüs 2:11-13 en Soera 4:34.
Misschien kunnen we de traditie van het
weggeven van de bruid aanvullen met een nieuwe traditie nl. het weggeven van de
bruidegom door de moeder? Als we dit honderd jaar doen, zal ...